Een encyclopedie over grafische technieken, André Béguin.


Terug naar de Hoofdpagina van de "Grafische encyclopedie"
Lijnets
Het etsen begint met het tekenen in de etsgrond. Etsers streven in het algemeen naar een spontane vrije lijnvoeringen, daarom tekenen ze meestal, ook als ze naar eerder gemaakte schetsen werken, zonder een vooraf op de etsgrond gekalkeerd beeld. Als ze daar toch gebruik van willen maken kunnen ze hun ontwerp met rood of wit karbonpapier op de gegronde plaatovertrekken.
Aanvankelijk stak men met een burijn in de etsgrond en kraste daarbij tot in de plaat; de ets diende dan om de zwakke gravure te versterken. Later kwam de échoppe in gebruik om de gravurelijn te imiteren en tegen woordig tekent men met een etsnaald, waarmee alleen de etsgrond weggeduwd wordt. Etsnaalden zijn daarom wel spits maar niet scherp. Ze bestaan in verschillende dikten. Een naald met rondgeslepen punt in een houten greep is heel geschikt. De etsnaald wordt als een potlood gehanteerd.
Men kan met één etsnaald tekenen, zodat alle lijnen even dik worden, of meer naalden van verschillende dikte gebruiken, zodat reeds na één etsing lijndifferentiatie ontstaat. De lijntekening kan met allerlei instrumenten aangevuld worden: de roulette bijv. geeft een puntlijn en met een (stuk) kam kan men hele series evenwijdige lijnen trekken.
Verkeerd getrokken lijnen kunnen in dit stadium gekorrigeerd worden door ze weer af te dekken met vloeibare etsgrond of met afdekvernis waaraan wat was is toegevoegd, zodat de grond soepel blijft en er weer in kan worden getekend.
Na het tekenen en vóór het etsen worden.alle onbeschermde delen van de plaat -randen, facetten en achterzijde -met asfaltlak of afdekvernis afgedekt. Uiteraard kunnen ook etsgronden en afdeklakken op acrylbasis worden gebruikt.


Terug naar de Hoofdpagina van de "Grafische encyclopedie"