Het gebruik van ijzer-chloride in de "klassieke" grafische technieken

IJzerchloride is geen zuur, maar een zout en het is een van de meest gebruikte zouten in de grafische kunst (zeker voor aquatint), maar ook bij photogravure en om een oxyde-huid op een metaal aan te brengen.
Het geeft in water een donkerbruine oplossing. De chemische reactie bij koper, verloopt volgens de formule
3Cu + 2 FeCl3 ==> 3CuCl2 + 2Fe waarbij het vrijgekomen ijzer oxideert en als Fe2O3 neerslaat. IJzerchloride is verkrijgbaar in vast en vloeibare vorm. In vaste vorm zijn het kristallen die extreem gevoelig zijn voor vocht en moeten zoveel mogelijk afgesloten blijven van de buitenlucht. In het verleden maakten graveurs het zelf om zeker te zijn van een goed resultaat. De chemicus Bonnet, schrijver van een verhandeling over photogravure, gaf het volgende recept: "Doe wat ijzeren spijkers in een grote pot van aardewerk een mengsel van zoutzuur en salpeterzuur. (1 deel salpeterzuur op 3 delen zoutzuur, ook genoemd als "aqua reqia"). Het werk moet worden gedaan in de open lucht want na een paar seconden kontakt tussen de zuren en het ijzer ontstaan er heel veel dampen (salpeterzuur/zoutzuur) die zeer schadelijk zijn. Het mengsel moet zo nu en dan geroerd worden. Indien gewenst kan de reaktietijd verkort worden door het mengsel te verwarmen.
Het resultaat van deze reaktie is een bruin-gele vloeistof die nogal dik is. De inhoud is grotendeels ijzer-chloride met wat ijzer-nitraat en nog een beetje vrij zuur. Het is een uitstekende mix voor photogravure en hoewel minder zuiver dan het kant en klare product, is het toch beter
".
In onze moderne tijd is de kant en klare ijzer-chloride echter van uitstekende kwaliteit.
Verse ijzerchloride moet "getemperd" worden door bijvoorbeeld 2 gram koper toe te voegen per 100cm3 oplossing, of door de nieuwe oplossing te mengen met 5 tot 10% van de oude oplossing. Een verse "niet getemperde" oplossing ijzerchloride bijt te snel en te oppervlakkig. Het etsmiddel is op z'n best als het bruin is, dat is het stadium tussen geel/lichtbruin iets doorzichtig en zwart (als het kompleet uitgewerkt is.). Zodra metaal oplost neemt het gewicht toe. In het geval van koper zal bij elke opgeloste 10 gram koper, in een liter ijzerchloride, het "gewicht" met 1°Beamé toenemen. Tezelfde tijd zal de concentratie ijzerchloride met 10% afnemen. Een etsmiddel dat is uitgewerkt zal langzaam en onregelmatig etsen, hetgeen een teken is dat het dient te worden vervangen.

IJzerchloride werd vooral vroeger veel minder gebruikt dan salpeterzuur. Salpeterzuur had het voordeel dat het proces veel beter zichtbaar te volgen was. IJzerchloride ontrekt het zicht aan het proces, vanwege de bruine kleur. Het heeft echter een gunstige eigenschap dat het vooral in de diepte etst. "Onderetsen" van lijnen zal daarom bij ijzerchloride minder voorkomen. Een reden om het minder te gebruiken was ook de afzetting in de lijnen die zich tijdens het etsen vormt, en de voortzetting van het proces hindert. Daarom wordt, normaal gesproken, een koperplaat in ijzerchloride omgekeerd geëtst, d.w.z. met de beeldkant naar beneden, zodat de afzetting er uit valt. Van tijd tot tijd wordt de plaat uit de bak genomen om te kijken wat er is gebeurd. De resterende neerslag kan worden verwijderd met een zwakke oplossing van azijnzuur (eventueel keukenzout toevoegen) Nu kan exact worden gemeten hoever het etsproces is gevorderd.
Tegenwoordig is er nog een andere oplossing voor het verminderen van de afzetting; de zogenaamde "Edinburgh Etch" (citroen zuur toevoegen aan de ijzer-chloride). Naar het schijnt werd vroeger 10% zoutzuur aan de ijzerchloride toegevoegd, ook om de afzetting te verminderen.
Zinkplaten kunnen ook worden geëtst in ijzerchloride, al zijn moderne methodes als de "
Bordeaux-Etch" of de "Saline Sulphate Etch" daar beter voor geschikt.

De "standaard" concentratie die Polymetaal op voorraad heeft is 40%. (Ongeveer 45°Beamé). Het kan op deze sterkte worden gebruikt, maar voor algemeen werk is 25-30% beter geschikt. (Kwestie van wat water toevoegen)